Pavarotti, een Kerstverhaal, Hoofdstuk 6

Hoofdstuk 6

Liza voelt zich de volgende morgen niet uitgerust. Haar nek is stijf en ze rilt als ze het dekbed van zich afschuift. Als ze Antonio vandaag ziet, zal ze vragen of hij in een nachtopvang heeft geslapen. Eerder is ze niet gerust. Om acht uur fietst ze over de markt naar school. Het is donderdag en de marktkooplui hebben hun kramen al opgebouwd. De meeste van hen hebben snowboots aan. Over de hele markt ligt een laagje sneeuw. Alleen waar de volgeladen bestelauto’s gereden hebben, is een blubberig spoor.

Op donderdag is Liza altijd al om twaalf uur uit school. Ze gaat dan voordat ze naar huis gaat bij de kraam met manufacturen langs om te helpen alles weer in de auto te laden. De paar euro’s die ze ermee verdient, kan ze goed gebruiken om weer nieuwe bladmuziek te kopen. De marktkoopvrouw is blij met haar hulp. Die sjouwt de hele week met bakken vol garen en band en zij heeft vaak last van haar schouders. Voor Liza is het extra geld dat ze verdient een mooie aanvulling op het baantje dat ze op donderdagavond en op zaterdag bij de bakkerswinkel aan de markt heeft. De bakker en zijn vrouw kunnen wel een extra handje gebruiken.

Liza kijkt rond of ze nog een bekende op de tamelijk rustige markt ziet. Ze hoopt Antonio niet te zien. Als ze hem wel ziet, betekent dat dat hij in de binnenstad heeft geslapen. Als ze hem niet ziet, betekent dat misschien dat hij nog bij de nachtopvang aan de ontbijttafel zit. Ze hoopt het laatste.

Zo snel de gladde weg het toelaat, fietst ze naar school. Ze komt niet graag te laat. Het is op school in de open fietsenhokken een natte toestand. Al de sneeuw die aan de honderden fietsbanden kleefde, is gesmolten. Liza glibbert naar binnen. Ze hangt haar jas in de garderobe en gaat de trap op naar boven.

Er is nog niemand bij het lokaal, maar over twee minuten gaat de bel al. Het heeft geen zin om nog naar beneden naar de aula te gaan. Ze zet haar tas op de grond tegen de muur en gaat er zelf naast zitten. Dan zwaait de klapdeur naar het trappenhuis open en Gerard komt de gang op. Gerard heeft hetzelfde vakkenprofiel als Liza en zit dus overal bij haar in de klas.

‘Hoi’, groet hij joviaal. Maar daar blijft het bij. Hij zakt ook tegen de muur en staart voor zich uit.

‘Ga je zaterdag nog werken?’ vraagt Liza.

‘Zaterdag?’ doet Gerard verstrooid, ‘o ja, dan ga ik werken. Jij ook?’

Liza knikt. ‘Ja, het is nu heel druk in de winkel. Bij jullie zeker ook?’

Gerard knikt. ‘En heel erg koud, ik zie er nu al tegenop. Jij hebt maar mazzel dat je in een winkel staat. Mijn tenen vriezen er soms zowat af.  Ze kunnen het in de kraam niet te veel verwarmen, want dat is niet goed voor de kaas. Alleen als het vriest, gaat er een kacheltje aan. Dat scheelt weer voor je bevroren tenen en benen.’

‘Je trekt toch wel moonboots aan, of niet?’ lacht Liza.

‘Hé’, zegt Gerard ineens, ‘ik kan zeker tussen de middag wel even bij jou m’n brood op komen eten? Dan kan ik gelijk opwarmen.’

‘Van mij mag je, ik moet het alleen even aan de bakker vragen, maar die is niet zo moeilijk. Het mag vast wel.’

Dan gaat de bel en op dat moment komt de leraar aanlopen met in zijn kielzog een sliert leerlingen. Hij opent de deur van het lokaal. De leerlingen wringen zich naar binnen en ploffen uitgelaten neer op de stoelen. De rest van de les blijft het onrustig in de klas. Iedereen hoopt op meer sneeuw.

‘Als het nog even zo doorgaat, hebben we een witte kerst’, zegt meneer Kunst. ‘Gezellig, hoor.’

Inderdaad het is gezellig, maar Liza kan de kou en de sneeuw maar niet los zien van Antonio. Haar gedachten dwalen weer af. Ze ziet zichzelf voor de versierde schouw in de huiskamer zitten en buiten dwaalt Antonio in het donker door de sneeuw. In gedachten ziet ze hem hoesten en z’n ogen gloeien. Hoe lang zou je met koorts rond kunnen lopen voordat je niet meer verder kunt?

De ochtend vliegt voorbij en voordat ze het weet zit ze alweer op de fiets naar huis. Ze fietst een stukje met Hanneke mee.

‘Heb je de muziek van meneer Noot gehad?’ vraagt deze haar.

‘Ja, ik heb het gisteren opgehaald en gelijk gespeeld. Het is een heel mooi stuk; ik vind het erg leuk om het in te studeren.’

‘Eigenlijk zou ik het ook wel willen’, zegt Hanneke, ‘maar ik kan de zenuwen niet van me afzetten.’

Liza kijkt haar van opzij even aan. Ook Liza krijgt het soms benauwd als ze denkt aan de uitvoering en hoe ze daar in die grote kerk met al die mensen alleen zal staan met haar viool. Ze weet dat ze niet vlekkeloos speelt en er zal vast wel een noot tussendoor glippen die er niet hoort. Maar om je door die angst te laten leiden, dat wil ze niet. Hoe moet je dan verder in je leven? De kansen die je krijgt, moet je pakken. En iedere kans is pas een echte kans als je er moeite voor moet doen. Hoe moet je anders groeien in je leven?

Bij de stoplichten gaan ze ieder hun eigen kant op.

‘Misschien kom ik nog naar de stad vanavond’, roept Hanneke haar nog na. ‘Even een bakkie bij je doen.’ Als het niet druk is, kunnen ze even kletsen.

Op de markt is het nog erg bedrijvig als Liza aankomt. Ze zet haar fiets aan de zijkant van de manufacturenkraam. Ze zet haar tas op een veilige plek, zodat die niet zomaar door een voorbijganger meegenomen kan worden. Ze zou niet graag haar mobieltje en portemonnee kwijtraken. Ze begint vast met het inladen van de bakken die het minst worden gebruikt. Ze moeten in een bepaalde volgorde in de wagen gezet worden, zodat de marktkoopvrouw ze morgen weer zo snel mogelijk neer kan zetten. Met een uur is de hele kraam afgebroken en Liza gaat een paar euro rijker naar huis.

Maar dan valt haar oog op de kraam van de plantenverkoper. Ook hij is aan het opruimen. Liza stopt bij zijn kraam. Er liggen losse dennentakken op de grond.

‘Mag ik die takken hebben?’ vraagt Liza aan de man terwijl ze naar de grond wijst. Hij kent haar wel. Hij ziet haar altijd donderdags bij de manufacturenkraam.

‘O ja, dat is best’, zegt hij. ‘Kom eens’, wenkt hij als ze haar fiets op de standaard zet om de takken op te rapen. Liza loopt naar zijn vrachtwagen en meteen zwaait de man er een grote vuilniszak uit.

‘Hier zit nog meer los groen in, wil je dit hebben?’ vraagt hij. Liza kijkt in de zak en ziet mooie takken dennengroen en bessen.

‘Graag’, antwoordt ze lachend. Ze sleept de zak naar haar fiets en dumpt hem op de bagagedrager. ‘Bedankt’, roept ze nog achterom als ze dwars over de markt over de hobbelige kinderkopjes wegfietst. Met een hand houdt ze haar stuur vast en met de andere hand de zak achterop. Het gaat niet gemakkelijk, maar al gauw fietst ze op klinkertjes, waar het beter gaat.

Liza zet haar schoolspullen in haar kamer. Vlug eet ze een boterham, speelt een kwartiertje op haar viool en gaat ze haar huiswerk voor morgen maken. Al gauw is ze klaar en ze rent de trap op naar boven om de krat met kerstversieringen tevoorschijn te halen. Ze sjouwt hem naar de keuken en doet het deksel eraf. Ze laat de zakjes met rode appeltjes op steel, de zilveren kerstballetjes en gouden klokjes door haar handen glijden. Er zit ook nog een zakje met miniatuurkerstmannetjes bij. Ze denkt terug aan de keer dat ze die een paar jaar geleden op de kerstmarkt kocht. Haar moeder vond dat de kerstman niets met kerst te maken had en dat ze hen daarom niet verwerkte in de kransen en guirlandes die ze dat jaar maakte. Liza voelt nog de teleurstelling toen ze zag hoe de kerstmannetjes onder in de doos verdwenen. Dit jaar, nam ze zich voor, krijgen ze een plekje in de guirlande die op de schouw komt te liggen. Om dezelfde reden dat de kerstmannetjes niet gebruikt werden, komt er bij hen ook geen kerstboom in huis. Een kerstboom heeft niets met de kerst te maken, zegt haar moeder altijd. ‘O’, had Liza op een keer gevraagd, ‘maar wat heeft dan de guirlande op de schouw en de krans aan de voordeur met de kerst te maken?’

Ze rijdt de Kerksteeg in en stapt thuis voor de schuurdeur af. Haar fiets zet ze in de schuur en zwaarbeladen gaat ze even later de gang in. Haar moeder heeft nooit tijd om het huis te versieren voor de kerst. Dat mag Liza altijd doen. Het enige wat nu nog aan de kerst doet denken, zijn de kaarsenstandaarden voor het raam. De kosterswoning kan uiteraard niet donker gelaten worden tijdens Kaarsjesavond.

‘Ook niets, maar dat is voor de gezelligheid’, had haar moeder geantwoord.

‘Maar een kerstboom is toch ook gezellig?’ waagde Liza te vragen.

Haar moeder werd toen een beetje kribbig: ‘Al die glimmende ballen in die boom, nergens voor nodig’, had ze gezegd.

Liza kijkt naar het zakje met zilveren minikerstballetjes in haar hand. Wat zou het verschil zijn tussen een grote en een kleine kerstbal? Wat is het verschil tussen een grote en een kleine tv? denkt ze er gelijk achteraan. Wat maakt het nu voor verschil of je een tv in je kamer hebt staan of dat hij op zolder staat, zoals bij Hanneke thuis? Allemaal lariekoek.

Liza haalt haar schouders op en rommelt verder in de kerstkrat. Ze kijkt even op de keukenklok. Het is bijna half drie. Snel rekent ze uit hoeveel tijd ze nog heeft voordat ze aan het eten gaat beginnen. Als ze nu eens iets makkelijks klaarmaakt, zoals macaroni, dan heeft ze nog bijna twee uur om aan de guirlande te werken. Ze pakt een schaar en begint kleine stukjes te knippen van het kerstgroen uit de vuilniszak. Van de stukjes maakt ze met ijzerdraad toefjes. Een heerlijke bosgeur hangt er nu in de keuken. Als er een hele berg groenbundeltjes ligt, pakt ze een stroguirlande en met een klosje wikkeldraad bindt ze de toefjes stevig vast. Ingespannen werkt ze door en als het kwart voor vijf is, prikt ze met een zucht het einde van het wikkeldraad tussen het groen.

Ze is tot nu toe best tevreden over het resultaat. Ze zal eerst maar het eten klaarmaken en als ze dan nog moet wachten tot iedereen thuiskomt om te eten, kan ze nog wel de versieringen aanbrengen. Ze snijdt een uitje in de pan, doet er een stuk bevroren gehakt bij en laat het in de pan op een zacht vuur ontdooien. Ondertussen zet ze een grote pan met heet water op het vuur. Mooi, nu kan ze weer even naar de kerstslinger kijken. Ze pakt de kerstmannetjes en verdeelt ze over het kerstgroen. Ook de rode appeltjes geeft ze een plekje, evenals de zilveren kerstballetjes. Het ziet er al heel gezellig uit.

Toch moet het nog wat speelser, vindt ze. Ze gluurt de tuin in en ziet de kronkelwilg staan. Daar zal ze wat takjes van afknippen en tussen het groen prikken. Even later ligt er een bosje takken van de kronkelwilg in de keuken.

Het gehakt begint aardig te ontdooien en het water voor de macaroni kookt. Ze gooit een pak macaroni in het water en zet het kookwekkertje voor de juiste kooktijd. Het gehakt is nu gauw rul gemaakt. Liza doet er een zakje met gesneden roerbakgroenten in, voegt kruiden toe en pakt een flink stuk kaas uit de koelkast. Dat gaat straks door de gekookte macaroni. Een pakje tomatensap maakt het groentemengsel compleet.

Even sudderen, denkt Liza, dan kan ik weer verder met m’n kunstwerk. Ze prikt de spulletjes vast op de guirlande en niet veel later draagt ze hem voorzichtig naar de grote witmarmeren schouw. Ze drapeert hem zo dat er aan beide kanten een stuk naar beneden hangt. De kaarsen aan beide zijden van de spiegel die boven de schouw hangt, steekt ze aan. Liza bekijkt het resultaat van een afstandje en ze zucht voldaan. Het licht van de kaarsen weerkaatst in de spiegel en geeft een mooi effect in de verder nog donkere kamer. Even geniet ze van het schouwspel en dan knipt ze de kaarsenlampjes voor het raam ook aan.

Op dat moment wordt de voordeur opengegooid. Pierre stormt naar binnen.

‘Hé, dat ruikt lekker hier, wat eten we vanavond’, roept hij de kamer in terwijl hij zijn jas over de kapstok in de gang gooit.

‘Macaroni’, roept Liza terug.

‘Dat heb je mooi gedaan, joh’, zegt hij waarderend als hij de guirlande bekijkt.

Het doet haar goed dat hij zijn bewondering uitspreekt. Je weet met hem nooit hoe zijn pet staat.

Vijf minuten later komen ook pa en ma binnen. Ook van hen krijgt ze complimenten. Dan schuiven ze vlug aan tafel, want om 6 uur is er weer een rondleiding in de Sint-Jan. Pa moet er dan weer zijn voor het programma ‘De Goudse Glazen Uitgelicht’. In de hal van de kerk geeft pa dan uitleg aan toeristen over de gebrandschilderde ramen en daarna zal iemand van de toeristenvereniging de groep overnemen en zal hen de glazen aan de buitenkant laten zien. Deze maand zijn de ramen verlicht, zodat ze ook buiten in het donker helemaal te zien zijn. Je waant je in een middeleeuwse stad als je langs de Sint-Jan loopt.

‘Vanavond ga ik met de rondleiding mee, pap’, zegt Liza. ‘Het is alweer zo lang geleden dat ik uw verhaal heb gehoord. Ik wil wel weten of er nieuwe dingen bijgekomen zijn.’

‘Nu, dat zul je wel horen. Er is iemand die flink wat studie van de glazen gemaakt heeft, zodat er veel meer over bekend is dan eerst.’  

Na het eten gaan Liza en haar vader en moeder naar de overkant, de kerk in. Pierre mag de tafel weer afruimen en de keuken netjes maken. ‘Ik zal me maar schikken in de decemberregels’, moppert hij. Ook hij moet vanavond werken; pilsjes schenken in de Tapperij. Pa en ma hebben er alles aan gedaan om hem van gedachten te laten veranderen, maar Pierre vindt het geen probleem om in de rook en de smartlappensongs te werken.

Ma blijft in de winkel bij de kerk als pa en Liza de deur naar het koor ingaan. In de kerk staat een groepje van vijftien mensen te wachten. Ze hebben de kragen van hun jassen opgezet, tegen de koude tocht die door de hoge kerk trekt. Achterin de kerk schraapt een stoel over de stenen vloer. Het geluid weerkaatst tegen het hoge gewelfde plafond.

‘Dames en heren, ladies and gentlemen, als koster van deze prachtige kerk wil ik jullie vanavond meenemen langs de wereldberoemde Goudse glazen. We beginnen bij glas 12’, begroet pa de groep terwijl hij hen voorgaat naar het glas. ‘Dit raam beeldt de geboorte van de Heere Jezus uit. Het is gemaakt in 1564 door Wouter Crabeth. Het laat Jozef en Maria bij het Kind Jezus zien.

De groep gaat in een halve kring om hem heen staan. Ze kijken met interesse naar het kleurige raam dat hoog boven hen uittorent.

‘Veel kunstenaars tekenen een stal of een grot waar de geboorte plaatsvond. Er was namelijk geen plaats voor hen in de herberg. Het Kerstkind ligt hier niet in een kribbe zoals in de Bijbel staat beschreven, maar het ligt op een schoof tarwe. Dit is het symbool voor het Brood des Levens, waarover in Johannes 6 vers 41 wordt gesproken.’

Hij wijst omhoog. ‘Kijk, achter Maria staan enkele herders en tussen Jozef en Maria staat een herder die zijn hand op de kop van een os heeft gelegd. Toch wordt er in het Nieuwe Testament niet over een os en een ezel gesproken. Hun entree in het geboorteverhaal is toe te schrijven aan Jesaja 1 vers 3, waar staat: Een os kent zijn meester, een ezel weet wie hem voer geeft, maar Israël kent mij niet, mijn volk wil niets van mij weten. In de vierde eeuw al kregen de os en de ezel de allegorische betekenis van jodendom en heidendom. De os is een rein dier, maar gebonden door de wet van Mozes. De ezel is een onrein dier dat de last van het heidendom draagt. Beide dieren kunnen door Jezus van hun juk worden bevrijd. In het glas wordt de os door een herder naar het Kind geleid. Volgens de glazenier is de ezel, die zich door de ruif tegoed doet aan de inhoud van de voederbak, van beide dieren het minst in de geboorte van Christus geïnteresseerd.’

Tijdens het luisteren kijkt Liza dan eens naar de glazen hoog boven haar hoofd, dan eens naar de groep mensen. Ineens schrikt ze. Tussen de mensen staat Antonio. Waarom heeft ze hem niet eerder gezien? Hij luistert geboeid naar het verhaal. Zijn bleke gezicht onder de donkere krullen houdt hij geïnteresseerd omhoog. Zijn ogen glinsteren. Het lijkt wel of hij huilt. Of zou het komen doordat hij nog steeds koorts heeft?

De groep loopt weer verder. Pa vertelt over nog andere glazen, maar Liza’s aandacht is er niet meer bij. Ze blijft een beetje achter bij de groep in de hoop dat Antonio naast haar komt lopen. Het lijkt wel of hij haar helemaal niet heeft gezien.

Na een halfuurtje komen ze weer bij de ingang van de winkel aan en wordt de groep overgenomen door een gids van het toeristenbureau. Mensen die voor deze extra rondleiding een kaartje hebben gekocht, kunnen meelopen naar buiten om de glazen van de andere kant te bekijken.

Liza moet nu snel naar huis om zich om te kleden. Dan kan ze om 7 uur in de bakkerij zijn. Er zullen vast veel toeristen zijn nu de stad zo mooi verlicht is. Haar hulp is hard nodig. Ze glipt tussen de mensen door die in de kerkwinkel snuffelen. Ze neemt snel de treden naar beneden naar de straat, duwt de zware deur open en wil naar buiten gaan.

‘Wacht even’, hoort ze achter zich. Als ze omkijkt, ziet ze Antonio de stenen trap afkomen.

‘Ik moet opschieten, want ik moet gaan werken. Ik ga me omkleden’, zegt ze gejaagd. Ze kan nu niet blijven praten en het is ook niet goed als haar ouders haar met hem samen zien.

‘Oké’, zegt hij, ‘ik wacht buiten op je. Mag ik met je meelopen?’

Liza knikt zenuwachtig en draait de sleutel van de voordeur om.

‘Ik ben zo terug’, zegt ze en sluit de deur weer achter zich. Haar handen trillen als ze haar donkerrode rok met wit schortje aandoet. De knoopjes van haar witte bloes met zwart gilet komen bijna scheef dicht te zitten. Ze ziet het nog net op tijd. Snel haalt ze een kam door haar haar en trekt ze haar jas en laarzen aan. Ze grist haar tas onder de kapstok vandaan en opent de voordeur. Ze draait hem op slot en begint meteen te lopen. Ze heeft nog tien minuten en dat kan ze gemakkelijk halen, maar ze heeft er een hekel aan om te laat te komen. Het liefst komt ze vijf minuten eerder, zodat ze rustig kan beginnen.

Antonio staat te wachten. Hij heeft zijn kerstmuts weer opgezet. Liza moet er een beetje om grinniken. Eigenlijk is het een heel zot gezicht. Misschien moet ze een andere voor hem opzoeken. Na de kerst is het sowieso raar om er nog mee rond te lopen. Een poosje lopen ze zwijgend naast elkaar.

‘Heb je vannacht nog in de opvang kunnen slapen?’ Liza stelt de vraag die haar de hele dag heeft beziggehouden.

‘Ja, hoor, het was er lekker warm.’

‘Heb je nog koorts?’ vraagt ze verder.

‘Ik denk het niet, de medicijnen die ik heb gekregen werken goed. Mijn vriend wordt ook wel weer beter.’

‘Gelukkig, voor jullie allebei’, zucht Liza.

‘Je moet je niet zo bezorgd maken’, zegt Antonio hoofdschuddend. ‘Ik weet waar ik moet aankloppen als ik het nodig heb.’

Liza haalt haar schouders op. ‘Het is zo moeilijk om het van me af te zetten. Ik zou willen dat ik iets praktisch kon doen waar ik je mee help.’

‘Volgens mij zit er een gelegenheid aan te komen waarbij je dat mooi kunt doen. Ik zal je op de hoogte houden, oké?

‘Oké’, zegt ze aarzelend, hoewel ze geen idee heeft waar hij het over heeft.

‘Je vader gaf een mooie uitleg bij het glas van de geboorte van Jezus’, gaat hij verder. Liza knikt. Hoog boven hen uit torent de Sint-Jan. De glazen zijn aan de buitenkant goed te zien. Ze komen de groep tegen waar ze mee in de kerk waren. De gids vertelt enthousiast over de afbeeldingen op de ramen. De mensen bibberen in hun dikke jassen. Je moet er wel wat voor over hebben om een rondleiding in middeleeuwse sfeer mee te maken. Liza en Antonio lopen verder. Als ze de gids niet meer kunnen verstaan, gaat Antonio verder.

‘Die os en die ezel waar je vader over vertelde, willen allebei niets van Jezus weten. Het rijke westen, de ezel, gaat op in de sfeer van de kerst en het Joodse volk, de os, wacht nog steeds op de Messias.’

‘Je hebt, denk ik, gelijk’, zegt Liza. ‘Ik heb vanmiddag de hele middag aan de kerstversiering voor op de schouw gewerkt. Ik heb er wel over nagedacht of dat bij kerst hoorde, maar ik wilde het ook gezellig in huis maken.’ Ze aarzelt. ‘Maar het belangrijkste vind ik toch dat de Heere Jezus is gekomen om ons te redden.’

Ze wil nog meer zeggen, van alles om zich te verontschuldigen. Niet alleen voor Antonio, omdat die geen huis heeft waar je het gezellig kan maken, maar ook tegenover God, omdat ze zich ook heeft laten meeslepen met alle versieringen die niets met kerst van doen hebben.

‘Jezus was arm’, mompelt ze, ‘wij hebben het veel te goed. We snappen niet wat het is om een rijke, warme hemel te verlaten en in een vieze stal geboren te willen worden.’

Dan zwijgt ze. Misschien snapt Antonio er wel heel wat meer van dan zij. Hij is vast ook niet altijd zo arm geweest als hij nu is. En hij is waarschijnlijk niet vrijwillig dakloos en zwerver geworden, zoals de Heere Jezus deed. Ze neemt zich voor om binnenkort nog eens te vragen hoe hij in deze situatie terechtgekomen is.

Antonio loopt mee de markt over. Bij de bakkerij nemen ze afscheid. Antonio pakt even haar hand beet. ‘Ik ben blij dat je erover hebt nagedacht.’

Zijn knipoog maakt haar blij en glimlachend kijkt ze hem na als hij verder loopt.

‘Ha, Liza, je komt als geroepen’, begroet Stefany haar als ze de winkel binnenkomt. Het staat er vol met klanten. De bakkersvrouw loopt even naar het einde van de toonbank en zegt zacht tegen haar: ‘Wil je een doos met vijftien gebakjes klaarmaken en aan de overkant bij de Tapperij brengen? Ze gaan daar vanavond een feestje bouwen en ik kan onmogelijk met deze drukte weg.’

De Tapperij?, denkt Liza, daar werkt Pierre. Had hij zelf niet even langs kunnen komen? Nu moet ze die kroeg in en daar heeft ze niet veel zin in. Haar jas hangt ze achter in de winkel, ze wast haar handen en pakt een grote doos voor de gebakjes. Ze maakt er een gezellig allegaartje van met marsepein, appeltaart, kwarkgebak, moorkoppen en harde mokka’s door elkaar. Ze plakt de doos met een sticker van de bakkerij dicht, slaat het gebak op de kassa aan, doet haar jas aan en gaat de deur uit.

De Tapperij zit recht tegenover hen. Ze loopt voor het bordes van het stadhuis langs en steekt de straat over. Met haar schouder duwt ze de deur van het café open. Binnen hangt een bedompte lucht. Het is er blauw van de rook en het ruikt er naar bier. Het is er net eender als in de kroeg waar meneer Noot boven woont. Liza loopt met de doos gebak naar de bar. Ze moet goed kijken waar ze loopt. Hier en daar staan standaards met elektrische kaarsjes, maar dat helpt niet veel. Het is erg donker in het café. De vloer, de wanden en het plafond en ook de bar zijn betimmerd met donkere schrootjes.

‘Hoeveel krijg je van me, jongedame?’ vraagt de barman beleefd. Zijn kale kop glimt in het zachte licht van de kaarsen.

Liza zet de doos op de bar en diept het bonnetje uit haar zak op. De barman moet moeite doen om het bedrag te lezen dat erop staat.

‘Ja, zie je, het is eigenlijk niet van mij, dat gebak, maar ik zal het even voorschieten. Ik wil natuurlijk ook geen spelbreker zijn als een jong stel wil vieren dat ze verkering hebben, toch?’

Liza glimlacht. Ze weet eigenlijk niet waar hij het over heeft. Voor haar is het belangrijk dat ze het geld ontvangt. De barman rommelt wat onder de bar en legt even later het geld voor haar neer. Liza telt het snel na. Dat klopt gelukkig.

Achter haar gaat de deur rinkelend open. Ze kijkt achterom en ziet Pierre binnenkomen. Is het al zo laat, denkt ze, hij hoeft toch pas om half 8 te beginnen?

‘Hé, man’, begroet de barman hem, ‘je gebak is net gebracht door deze dame.’ Verrast kijkt Liza van de een naar de ander. De barman had het toch over het vieren van een verkering? Wat heeft Pierre daarmee te maken? Mist ze soms iets?

Dan maakt zich uit het donker achter in het café een figuurtje los. Het is een meisje met lang, donker haar. Ze heeft grote, donkere ogen. Haar minispijkerrokje spant strak over haar billen en de witte bloes die ze draagt is zo diep uitgesneden dat, als ze zou bukken, je haar navel zou kunnen zien. Op haar hoge hakken danst ze naar Pierre toe en slaat ze haar armen om zijn nek. Ze kust hem vol op zijn mond en haalt haar vingers door zijn haar.

Liza staat stomverbaasd toe te kijken, maar dan neemt ze resoluut een besluit. Ze stapt op het stel af en steekt haar hand uit naar het meisje. ‘Hoi’, zegt ze vriendelijk, ‘ik ben Liza, de zus van Pierre.’

Aarzelend legt het meisje haar hand in die van Liza. ’Hi, ik ben Mira.’ Ze kijkt vragend naar Pierre. Die kijkt haar met een gelukkige glimlach aan. Dan kijkt hij veelbetekenend naar Liza. ‘Nu hebben we allebei een geheimpje, hé?’ Even is Liza uit het veld geslagen. Ze knikt. Inderdaad, nu moeten ze allebei over een nieuw geheim hun mond houden. Het wordt knap ingewikkeld.

‘Ik ga maar weer eens, veel plezier vanavond.’ Ze steekt haar hand op naar de feestvarkens en de barman. Buiten hapt ze naar adem. Het is nog steeds ijzig koud. Aan de andere kant van de Markt, achter het stadhuis, is de afgelopen dagen een ijsbaan aangelegd. De muziek van de ijsbaan schettert in haar oren. Verward en nog niet helemaal bekomen van de schrik, loopt ze terug naar de gezellig verlichte bakkerij.

De rest van de avond staat ze achter de toonbank. De bakkersvrouw bedient de klanten die op komen warmen na het winkelen in de kou. Hanneke ziet ze niet. Graag zou ze iemand vertellen over deze avond, maar ze weet niemand. Volgende week vrijdag, denkt ze, dan komt Leonora. Aan haar kan ze het vertellen. Nog een hele week, maar hoe kom ik die door?