Hoofdstuk 3
Voorzichtig duwt Liza met haar schouder de zware, oudgroen geverfde deur naar het Willem Vroesenplein open. Ze zeult haar vioolkoffer, een tas met bladmuziek en haar muziekstandaard mee. Het is heel donker in het gangetje met de brievenbussen. Omdat het Kaarsjesavond is, branden nergens in de binnenstad lampen. Aan het einde van de gang ziet ze een vaag, flikkerend lichtschijnsel. De deur naar het hofje staat open.

Vanuit de deuropening overziet ze het ovaalronde plein. De muren van het vroegere oudemannenhuis rijzen hoog en spookachtig wit op. Achter de smalle, hoge ramen pinkelen haar de kaarsenlichtjes tegemoet. In het midden van de tuin brandt een vuurkorf. Rondom de tuin, langs de huizen, ziet ze donkere gedaanten lopen. Ze kijken nieuwsgierig in de schaars verlichte kamertjes naar de mooi opgetuigde kerstbomen. Zou er al iemand van haar groep van de muziekschool zijn? Het is te donker om de gezichten achter in de tuin te onderscheiden. Aan het einde van het hofje, aan de rechterkant, woont tante Els. Als Liza haar weleens, fietsend op haar zwarte omasjees, tegenkomt, knoopt tante Els vaak een praatje aan. De gesprekken met haar gaan altijd over van alles en nog wat. Liza had haar verteld dat ze een mooi plekje voor haar muziekschoolgroep zocht om met Kaarsjesavond kerstliederen te spelen. Meteen had tante Els enthousiast geroepen dat ze dat wel bij haar voor de deur mochten doen. Daar was ruimte om met een van de muziekgroepjes te staan. Liza had het op de muziekschool voorgesteld en meneer Kwartsmaat vond het een prima idee. Dat het er vanavond zo romantisch uit zou zien, had Liza zelfs niet durven dromen. Ze loopt voorzichtig over het klinkerpaadje langs de huizen en kijkt net als de toeristen naar binnen bij de mensen. Alles ziet er in de huizen zo gezellig en warm uit. Liza trekt haar sjaal wat hoger op. Buiten is het guur. Bij het huisje van tante Els ziet ze de voordeur op een kier staan. Er hangt een grote krans van klimopbladeren aan de deur. Minidoosjes in vrolijke kleuren en met een lintje erom zijn op de krans vastgemaakt. Onder het raam, naast de deur, staat een groene bank. Precies dezelfde oudgroene kleur als alle deuren van de monumentale huizen in de stad. De buxus in de pot die naast de bank staat is met lichtjes versierd. Door de ramen heen ziet Liza een kerstboom staan die tot aan het plafond reikt, vol met rode en gouden ballen en zelfgemaakte cadeaudoosjes met lint. Bovenop prijkt een gouden engel.
‘Joehoe, tante Els’, roept Liza door de kier. Meteen komt tante Els uit het keukentje aan de andere kant van het gangetje.
‘Ha Liza, je bent er al.’ Tante Els slaat een grote, wit met gouden stola om haar zwarte feestjurk heen en loopt naar buiten.
‘Hier kunnen jullie wel gaan staan’, wijst tante Els. ‘Zijn er nog meer muzikanten?’ Vragend kijkt ze om zich heen. Op het paadje ziet Liza twee groepsleden aankomen.
‘Daar komen er een paar’, zegt ze tegen tante Els. Maar tante Els hoort het al niet meer. Er zijn mensen het hofje opgekomen en vragen haar over de geschiedenis van het hofje. Vol enthousiasme vertelt ze.
‘Zullen we hier gaan staan?’ stelt Liza voor aan de twee kleine jongens die aan komen lopen. Ze hebben allebei een trompet bij zich. Mooi, denkt Liza, dat wordt vast prachtig. De muziekstandaards worden opgezet, een trompetdoos voor de fooien op straat gezet. Maar als ze willen gaan spelen, komen ze erachter dat ze niets op hun bladmuziek kunnen lezen. Het is te donker. De opstelling wordt gewijzigd en met hun ruggen naar het kaars- en kerstboomlicht dat uit de huizen straalt, spelen ze hun kerstliederen. Liza’s viool kan niet goed boven de trompetten uitkomen, maar al gauw krijgt ze hulp van een andere violiste. Als de club compleet is, zijn ze met acht muzikanten. Twee trompettisten, twee violisten, iemand speelt dwarsfluit, een gitarist, een blokfluiter en er is zelfs iemand die met zijn tamboerijn de bellen van de arrenslee na kan doen. Ze treffen het met hun groepje. Blijkbaar vinden de toeschouwers dit ook, want het regent munten in de trompetdoos. Na ieder lied stoppen ze even kort om hun handen te wrijven, maar dan spelen ze weer ijverig door. Meneer Kwartsmaat komt na een halfuurtje kijken hoe het gaat. Hij is best tevreden. Hij zet een bordje van de muziekschool bij de muzikanten neer. Met deze groep durft hij wel reclame te maken. Dan gaat hij weer verder de stad in, langs de andere muziekgroepjes. Na een uurtje spelen, om ongeveer 7 uur, worden ze door tante Els getrakteerd op een beker hete chocolademelk. Uit de andere huizen brengen de mensen chocoladekransjes en stukken kerststol. Liza geniet, ondanks de kou die haar vingers doet tintelen. Met haar handen om de hete beker kijkt ze het plein over en probeert ze in het donker de gezichten van de mensen te onderscheiden. Plotseling krijgt ze een schok. Haar gezicht wordt warm en ze glimlacht verlegen naar de donkere gestalte die naar haar staat te kijken.
‘Wie wil er nog een beker chocolademelk?’ roept tante Els. Liza draait zich om.
‘Ik, alstublieft’, zegt ze.
‘Maar je hebt je beker nog niet leeg.’ Tante Els kijkt verbaasd.
‘Het is niet voor mezelf’, zegt ze zachtjes.
‘Oké’, zegt tante Els, ‘hier heb je er nog een.’ Liza pakt de volle mok van haar aan en loopt voorzichtig het donker in.
‘Voor jou’, zegt ze verlegen. Zijn ogen glanzen.
‘Heerlijk, dank je wel, daar heb ik echt trek in.’
‘Heb je honger?’ waagt Liza te vragen.
‘Niet echt, ik vind het wel erg koud.’
‘Liza, we gaan verder’, roept er iemand van de groep.
‘Ik moet weer terug, tot straks, misschien?’
‘Ik blijf naar je luisteren, vanavond.’ Snel loopt Liza terug en gaat weer achter haar muziekstandaard staan. Af en toe kijkt ze het donker in. Dan ziet ze zijn bleke gezicht met de glanzende ogen. Ze hoort hem hoesten. Hij zal toch niet ziek zijn, vraagt ze zich af.

Om half acht willen de trompetters naar huis. Ze moeten nog een eind fietsen en ze willen nog even op de markt naar de kerstboom en de kaarsjes achter al de ramen gaan kijken. De rest van de groep gaat akkoord; ze bibberen van de kou. Tevreden kijken ze in de trompetkist naar al het muntgeld dat erin ligt. Als het geld is geteld en verdeeld, hebben ze ieder 8,15 euro in hun handen.
‘Ik heb vanavond meer verdiend met m’n hobby dan dat ik klusjes voor mijn moeder doe’, grinnikt er één.
‘Ja, maar je hebt wel avonddienst gedraaid, jochie’, lacht een ander. Iedereen gaat even later, na tante Els bedankt te hebben, in een vrolijke stemming naar huis. Liza kijkt of ze de zwerver nog ziet. In het midden van de tuin, dicht bij de vuurkorf, ziet ze iemand gehurkt op de grond zitten. Ze hoort hem weer hoesten.
‘Gaat het wel?’ vraagt ze. De zwerver kijkt omhoog en probeert te glimlachen. Liza ziet dat hij bibbert van de kou. Weer valt het haar op dat zijn ogen glanzen.
‘Ben je ziek?’ vraagt ze weer.
‘Ik weet het niet, misschien wel, het is ook zo koud.’ De zwerver gaat staan en het valt Liza op dat hij er vermoeid uitziet.
‘Waar ga je vannacht slapen?’
‘Daar’, wijst hij met zijn hoofd, ‘in de tuin bij de Sint Jan.’ Met een ondeugende glimlach voegt hij eraan toe: ‘Lekker dicht bij jou.’ Liza kan op dit moment zijn cynisme niet waarderen.
‘Waarom ga je niet naar het Leger des Heils? Daar hebben ze toch wel bedden?’ De zwerver haalt zijn schouders op.
‘Daar ben ik al te vaak geweest deze maand. Ik kan wel naar de nachtopvang gaan, maar daar moet je voor betalen en ik heb te weinig verdiend vandaag.’ Liza’s hand verdwijnt in de zak van haar jas. Ze haalt er een handvol kleingeld uit.
‘Heb je hier iets aan?’ vraagt ze.
‘Dat neem ik niet aan, daar heb jij de hele avond voor staan spelen in de kou.’
‘Wil je me soms boos hebben?’ vraagt Liza verontwaardigd. ‘Dit wil ik aan je geven en je moét het aannemen.’ Ze pakt zijn verkleumde hand en legt het geld erin. ‘Waag het niet het terug te geven’, zegt ze quasi dreigend.
‘Ik moet eerlijk zeggen dat ik zoveel felheid niet achter je had gezocht’, grinnikt de zwerver.
‘Liza, Liza’, roept tante Els achter haar. Druk zwaaiend komt ze op Liza toe lopen. Ze heeft een oranje kerstmuts met pompoen in haar hand.
‘Is deze van jou?’ roept ze.
‘Nee, ik heb geen kerstmuts, maar ik wil hem wel hebben’, voegt ze er direct aan toe.
‘Hier, neem maar mee, ik heb er niets aan.’ Tante Els draait zich om en vlucht haar warme huisje in. Liza grinnikt. Ze zet haar spullen op de grond, vouwt de muts open en probeert hem over het hoofd van de zwerver te trekken.
‘Hé, niet doen’, protesteert hij.
‘Ik zou het maar wel doen’, zegt Liza overtuigend. ‘Als je het koud hebt, moet je een muts op.’ Ze lacht als ze de schaapachtige grijns op het gezicht van de zwerver ziet als hij de muts opgezet heeft. Dan pakt ze haar koffer en muziekstandaard weer op en lopen ze samen naar de uitgang van het hofje. Het is nog druk in de stad; vanavond wordt er tot laat feestgevierd. Bij de brug die de Willem Vroesentuin, het Willem Vroesenhuis en de Sint Jan verbindt, nemen Liza en de zwerver afscheid.
Voordat Liza de kosterswoning ingaat, loopt ze even het winkeltje van de Sint Jan aan de overkant binnen. Ze duwt de grote eikenhouten deur open en neemt de vijf treden naar boven. Overal hangen miniatuur glas-in-loodraampjes waar de Sint Jan zo beroemd om is. Achter de hoge, ouderwetse houten toonbank staat haar moeder. Ze wikkelt net een klein glas-in-loodraampje aan een kettinkje in een cadeaupapiertje.
‘Hoi mam, ik ben er weer hoor’, groet Liza. Even kijkt haar moeder op.
‘Was het leuk?’ vraagt ze.
‘Ja’, zegt Liza, ‘en lekker koud.’
‘Ga maar gauw thuis iets warms drinken’, raadt haar moeder haar aan. Liza steekt nog even haar hoofd om de deur van de kerk. Op het pad langs het koor staat haar vader met een groepje toeristen. Hij geeft uitleg over de glazen. Ze zullen vast niet alles kunnen verstaan, denkt Liza, want in het middenschip van de kerk spelen de muzikanten van ‘De Pionier’ en de massaal toegestroomde mensen zingen uit volle borst mee. Even luistert ze mee naar ‘de hemelse eng’len die eens de herders riepen’, maar dan duikt Liza gauw het winkeltje weer in. Brr, het is veel te tochtig in de kerk.
‘Doei, mam’, roept ze als ze het trapje afgaat naar de straat. Met haar koude vingers probeert ze haar sleutels uit haar jaszak te peuteren. Gemakkelijk is dat niet, maar het lukt. Even later zwaait de grote deur naar binnen open. Hier is het ook al koud, denkt ze. Haar spullen deponeert ze links voor haar kamerdeur. Die zal ze straks wel binnenzetten. Met haar jas nog aan loopt ze rechts de huiskamer in. Er smeult een miezerig hoopje as in de haard. Ze doet het deurtje open en gooit er een nieuw blok hout op. Even later lopen de vlammetjes langs het hout en Liza voelt de warmte langs haar benen omhoogklimmen. Ze steekt haar handen naar het vuur uit, die al snel beginnen te tintelen. Wat is dat heerlijk, denkt ze genietend. Ze gaat op haar hurken voor de haard zitten en de warme gloed van het vuur maakt haar gezicht rossig. Langzaam droomt ze weg, terug naar het Willem Vroesenplein. Leuk was het, zo met elkaar te musiceren. Weer ziet ze het schaapachtige gezicht van de zwerver voor zich met de oranje kerstmuts op zijn zwarte haar. Ze glimlacht naar de vlammen. Hij zal nu wel in de nachtopvang zijn. Misschien ligt hij al in een bed of zit hij met een bord warm eten voor zich. Ze staat op en gaat in de keuken water opzetten voor een kop hete soep. Ze kruipt met de hete mok in haar vaders leunstoel. Voorzichtig slurpt ze van de soep. Ze trekt haar benen onder zich en plukt haar leesboek van de salontafel. Het duurt niet lang of ze is verdiept in een spannend middeleeuws avontuur. Ze schrikt op als de klok 10 uur slaat. Haar vader en moeder zullen nu de kerk en de winkel wel sluiten en naar huis komen. Geen haar op haar hoofd dat eraan heeft gedacht om huiswerk te maken. Straks nog maar even een paar minuten en morgenochtend een kwartiertje eerder uit bed. Moet lukken, denkt ze.
Haar boek legt ze terug op de tafel en haar mok zet ze in de keuken in de vaatwasser. Ze rent de trap op naar boven. Voordat ze haar bed induikt, gaat ze nog even douchen. Wanneer ze weer beneden komt, zijn haar ouders thuis.
‘Weet jij waar Pierre uithangt?’ gromt haar vader, moe van de lange dag.
‘Nee, ik heb hem vanavond niet gezien.’
‘Hij loopt heus niet in zeven sloten tegelijk, hoor’, sust moeder.
‘Op zo’n avond als deze zou ik daar maar niet zo zeker van zijn’, krijgt ze als antwoord. Moeder doet er verder het zwijgen toe. Liza zegt haar ouders welterusten en verdwijnt naar haar kamer. Voorzichtig schuift ze het gordijn op een kier en gluurt de straat op. Als ze naar rechts kijkt, kan ze de ingang van de Willem Vroesentuin zien. Er lopen nu niet veel mensen meer op straat. De meesten zullen wel op de markt in de cafés zitten. Er komt een eenzame figuur aanlopen. Hij hoest en hij heeft een oranje kerstmuts op. Maar, maar dat is de zwerver, denkt Liza verschrikt. Dat kan toch niet? Hij zou toch naar de nachtopvang gaan? Voorzichtig schuift ze haar raam een stukje omhoog. Hij is nu vlakbij.
‘Hé, hoor eens, waarom loop je nog op straat?’ fluistert ze. De zwerver bukt zich om beter met haar te kunnen praten.
‘De nachtopvang zit vol’, fluistert hij terug. ‘Ik ga naar de tuin om te slapen.’
‘Maar dat kan toch niet met deze kou?’ zegt Liza bezorgd.
‘Het is nu eenmaal niet anders’, zegt de zwerver gelaten.
‘Ik weet wat. Ik weet waar je vannacht kunt slapen.’ Gejaagd wijst ze langs het huis. ‘Je kunt wel in onze schuur. Loop daar maar heen.’ En ze wijst hoe hij moet lopen.
‘Dat vinden je ouders nooit goed, meisje’, zegt de zwerver.
‘Nee, maar ik wel’, antwoordt Liza vastberaden. ‘Loop maar vast, ik kom eraan.’ Ze duwt het raam weer naar beneden en doet de pinnen erin. Dan opent ze haar linnenkast en pakt ze haar slaapzak en een matje. In haar pyjama sluipt ze door de gang naar achteren naar de keukendeur. Ze pakt de sleutel van de schuur van het haakje, doet de knip van de deur af en glipt naar buiten, de ijzige kou in. Ze rilt in haar dunne pyjama en holt op haar blote voeten naar de schuur. Uit het donker komt de zwerver tevoorschijn. Liza doet de schuurdeur open, rolt in een lege hoek het matje uit en legt de slaapzak erop.
‘Sorry’, zegt ze, ‘maar ik ben vergeten een kussen mee te nemen.’ De zwerver lacht.
‘Dat hindert niets, ik rol mijn jas op. Dat ligt ook lekker.’
‘Welterusten’, fluistert Liza als ze de schuurdeur weer op een kier opent. ‘De kust is veilig. Ik ga, hoor. O, ja, rol de slaapzak en het matje morgen maar op, ik vind het wel weer.’ Dan is ze in het donker verdwenen. Ongezien bereikt ze haar slaapkamer en trillend van de kou en de zenuwen zakt ze op haar bed neer. Ze zucht: ‘Heere, geef hem vannacht een beetje warmte en maak hem alstublieft weer beter.’ Niet helemaal gerust op wat ze heeft gedaan, kruipt ze onder haar dekbed met de roze en de witte rozen. Het duurt even voor ze indommelt. Ze hoort het niet dat een uur later haar kamerdeur zachtjes opengaat en iemand haar naam fluistert. Als ze niet reageert, gaat de deur weer even zachtjes dicht.
Het is nog donker als Liza en Pierre de volgende morgen aan de ontbijttafel zitten. Moeder is in de keuken met de koffie en de thee bezig. De lampjes in de tuin en de lantaarn bij de schuur branden nog. Liza kan vanaf haar plekje aan tafel goed de deur van de schuur zien. Zou hij er nog zijn?
‘Dat kun je beter niet vaker doen’, komt ineens de stem van Pierre. Liza kijkt hem verschrikt aan.
‘Wat bedoel je?’ stottert ze.
‘Dat weet je heel goed, maar als pa en ma dit merken, heb je de poppen aan het dansen.’
‘Maar het was hartstikke koud vannacht en hij kon nergens heen.’
‘Je hoeft je niet te verdedigen, van mij mag hij daar ook wel slapen, maar je weet hoe pa en ma denken.’ Liza knikt en zucht onhoorbaar. Pa en ma zijn beste mensen, maar soms hebben ze wel wat weinig empathie als het om mensen in nood gaat.
Moeder komt binnen en schenkt voor Liza een kopje thee in en voor Pierre koffie.
‘Je hebt nog niet veel verteld over gisteravond’, zegt ze tegen Liza. ‘Was het leuk en heb je nog wat verdiend?’ Liza kijkt op en slikt haar brood door.
‘Het was heel leuk. We waren met z’n achten. Er kwamen veel toeristen langs. We hebben ieder ruim 8 euro verdiend.’
‘Dat verdien je niet zo snel bij de bakker. Nu heb je zeker meteen genoeg om die laarzen te kopen die je nog wilde hebben?’ Moeder kijkt haar vragend aan. Liza zit met haar hoofd gebogen over haar boterham.
‘Ik heb het weggegeven, mam.’
‘Weggegeven, wat heb je weggegeven?’ In de deuropening staat pa. Zijn haar is nog ongekamd en zijn baard nog niet geschoren.
‘Het geld dat ik gisteravond heb verdiend met spelen op het Willem Vroesenplein’, antwoordt Liza.
‘Zo, en wie heb je daar een plezier mee gedaan?’ Liza kijkt naar Pierre. Ze ziet aan zijn ogen dat hij het antwoord al weet, maar hij zegt niets.
‘Ik heb het aan een zwerver gegeven. Hij had geld nodig voor een slaapplaats bij de nachtopvang.’
‘Een zwerver, zeg je? Kan hij niet zelf voor z’n centen gaan werken, net als ieder ander?’ Liza zwijgt. Ze voelt de tranen in haar ogen prikken. Ze neemt een paar slokjes van de hete thee en dan wordt ze weer wat rustiger. Ze had het kunnen weten, denkt ze verdrietig. Had ze dan moeten liegen of had ze hem dan niets moeten geven? Diep in haar hart weet ze dat het goed was wat ze deed. Zwijgend eet ze haar boterham op. Pierre staat ineens op.
‘Ik ga naar school’, kondigt hij aan. Hij pakt zijn jas en zijn tas, maar voordat hij naar de schuur zijn fiets gaat halen, komt hij nog even de kamer in. ‘Weet je wat ik nou altijd zo raar vind hier?’ vraagt hij.
‘Nou, vertel maar’, moedigt ma hem aan.
‘Dat het hier in dit huis een doodzonde is als je wat voor iemand aan de onderkant van de samenleving overhebt.’ Bruusk draait hij zich om en even later valt de keukendeur achter hem dicht. Het blijft stil in de kamer totdat Liza opstaat om naar school te gaan.
‘Tot vanmiddag’, groet ze haar ouders en ze verdwijnt ook door de achterdeur. In de schuur is alles netjes opgeruimd; niets wijst erop dat hier vannacht iemand heeft geslapen. Op een hoge plank langs de muur ziet ze de slaapzak en het matje netjes opgerold liggen. Die zal ze vanmiddag als ma in de winkel staat weer binnen leggen. Ze pakt haar fiets en even later is ze op weg naar school. De hele weg naar school piekert ze erover waarom Pierre zo heftig reageerde.

Zoek je nog een kerstcadeautje? Bekijk dan eens de twee boeken die ik geschreven heb:
Hicthhiker is een young adult boek; Elsa is een historische roman.
Klik op de links voor de Nederlandse versie: Hitchhiker en Elsa.
Hitchhiker: nineteen, homeless, and chasing a dream — can Nadia survive without losing herself? She left with hope. She stayed for survival on Victoria’s unforgiving streets.
Elsa, a stirring novel of resilience, heartbreak, and the unspoken bond between women who walk through fire and keep walking.
Check out the books of my fellow Vancouver Island Authors and Illustrators.



