Pavarotti, een Kerstverhaal, #8

Hoofdstuk 8

Triiiing. Liza zit direct stijf rechtop in bed als haar wekker afloopt. Ze geeft hem een mep, zodat hij stil wordt. Zeven uur, wat een tijd voor de zaterdagmorgen. Liza ploft weer achterover in haar bed en rekt zich uit. Even bijtrekken, hoor. Langzaam vallen haar ogen weer dicht. Maar na een paar minuten vliegt ze weer overeind. Snertwekker!

‘Stel je niet zo aan’, mompelt ze tegen zichzelf. Ze heeft toch zeker gisterenavond zelf aan de wekker gevraagd of hij haar wakker wilde maken, dan moet ze nu niet zo zeuren. Het alarm zet ze nu helemaal af. Stel je voor dat hij over tien minuten weer gaat knerpen. Het is niet de bedoeling dat Leonora wakker wordt.

Voorzichtig, zonder herrie te maken, stapt Liza uit bed, wast zich en kleedt zich aan. In de keuken giet ze schoon water in de waterkoker voor de thee en smeert ze een beschuitje met hagelslag. Om kwart voor acht doet ze zachtjes de voordeur achter zich dicht en gaat ze naar de bakkerij. Er ligt weer een dun laagje sneeuw op de straat.

Zou Leonora het durven om aan Pierre te vragen of ze vanmorgen het boodschappen doen op de markt van hem over mag nemen? Nu ja, ze wacht het maar af. Ze ziet Leonora vanzelf in de winkel verschijnen.

Inderdaad komt Leonora om een uur of tien de winkel binnen. Tim is er ook bij. Het is heel druk in de winkel, zodat ze geen gelegenheid hebben elkaar te spreken.

‘Ik vertel het vanavond wel’, zegt Leonora zacht. Blijkbaar praat ze niet zacht genoeg, want Tim zegt hardop door de winkel: ‘Wat is er dan gebeurd? Mag ik het ook weten?’

‘Nee’, zegt zijn zus kortaf, ‘dat is niet voor kleine, nieuwsgierige oortjes bedoeld.’

Een paar klanten grinniken en een oudere meneer met een hoed op zegt tegen Tim: ‘Als je een paar jaartjes groter bent, heb je vast ook wel eens een mooi geheim dat alleen je vriend mag weten. Ik zou maar niet verder vragen als ik jou was.’

Een beetje verdwaasd kijkt Tim hem aan. Hij snapt er duidelijk niet veel van. Leonora pakt hem bij zijn mouw, zegt gauw gedag tegen Liza en gaat de winkel uit. Liza moet er zacht om lachen. Ze is benieuwd wat ze vanavond te horen krijgt.


Om een uur of half 6 komt Liza thuis uit de bakkerij. Pa is in de kerk aan het werk en ma en tante Liesbeth zijn deze middag naar een kerstworkshop om een bloemstuk te maken. Pierre is voortdurend bij allerlei kerkactiviteiten in de weer en is ook vaak in de Tapperij, waar het nu erg druk is.

Ze doucht zich gauw en gaat samen met Leonora de keuken in om het eten klaar te maken. Met veel oh’s en ah’s en een hoop gegiebel bespreken ze de grappige momenten van de dag. Vooral het onderwerp Gerard komt uitgebreid aan de orde. Niet dat er veel bijzonders is gebeurd, maar Leonora vindt het gewoon heerlijk om over hem te kletsen en zijn bijzondere trekjes breed uit te meten.

‘Hé, Liza, kom eens’, roept Oom Sander vanuit de woonkamer.

Liza legt haar aardappelschilmesje neer en loopt naar de kamer. In de deuropening van de woonkamer blijft ze staan.

Oom Sander staat voor het raam. ‘Hoor je dat? Gisteren hoorde ik het ook een paar keer. Wat gebeurt er buiten?’ Liza komt naast hem staan en buigt voorover om naar rechts het straatje in te kijken.

‘Kijk’, wijst ze. ‘De beuk in de Willem Vroesentuin licht op. Hij vertelt een verhaal.’

‘Leuk’, zegt oom Sander, ‘dat wil ik horen. Wie gaat er mee naar buiten?’

‘Ik’, roept Tim.

‘Ik ook’, roept Liza. ‘Ga je mee, Leonora?’

‘Wat gaan we doen?’ vraagt ze vanuit de keuken.

‘We gaan naar de pratende boom’, zegt Tim.

‘Klets niet’, zegt Leonora.

‘Het is echt waar hoor’, zegt Liza. ‘Over een paar minuten begint hij het verhaal opnieuw. Ga mee, joh. Het duurt niet lang.’

‘Oké, ik kom al.’

Iedereen trekt iets warms aan en ze gaan met zijn vieren naar buiten. De meisjes krijgen allebei een arm van oom Sander. Tim rent vast vooruit. De boom vertelt juist zijn laatste verhaal over de Goudse Glazen van de Sint-Jan. Vlak daarop komt er uit de boxen het daverende geluid van het grote Moreau-orgel van de Sint-Jan.

‘Wauw’, zegt Tim, ‘dat gedender vind ik mooi.’

Het geluid vult de tuin en weerkaatst tegen de monumentale gebouwen die in de straatjes rondom de boom staan. Dan wordt het weer stil. Op het pad in de tuin staan groepjes mensen en in de straat zijn verschillende nieuwsgierige fietsers en voetgangers blijven staan om te luisteren naar het verhaal.

‘Hij gaat zo opnieuw vertellen’, zegt Liza. ‘Zullen we een plekje in de tuin bij de boom kiezen. Dan kunnen we alles goed zien.’

‘Zien?’ vraagt oom Sander, ‘de boom gaat toch vertellen? Dan moet je volgens mij luisteren.’

Liza kijkt lachend naar hem op. ‘U hebt helemaal gelijk, maar er gebeurt nog meer hoor.’

‘Ik ben benieuwd’, zegt oom Sander. Na een paar minuten wachten horen ze verschillende brommers in de straat aankomen. Oom Sander draait zich om om te kijken waar ze vandaan komen.

Liza lacht. ‘Dat zijn geen echte brommers hoor, dat geluid komt uit de boxen.’

Oom Sander zucht. ‘Je ziet hoe gemakkelijk je me voor de gek kunt houden.’

Dan wordt de boom wakker van de herrie in de straat en hij gaat vertellen. Al meer dan honderd jaar is hij oud en hij heeft veel meegemaakt.

Schijnwerpers richten zich op het witte gebouw met de oudgroen geverfde deuren en ramen van het Willem Vroesenhuis, waar vroeger de oude mannen woonden.

Over het weeshuis vertelt hij, waar nu(1) de bibliotheek in is. Het licht draait mee over de kleine ruitjes. Wanneer hij vertelt van de brand tijdens de Spaanse revolutie, wordt het in de straat mistig van de rook. Een enkele auto die door de binnenstad rijdt, weet niet wat hem overkomt en stopt. Als de rook weer opgetrokken is en iemand de chauffeur heeft verteld dat er niets aan zijn auto mankeert, rijdt hij weer verder.

‘Ha’, zegt Tim, ‘hij dacht echt dat zijn auto in de fik stond.’ 

De beuk vertelt verder over de Jeruzalemkapel. Achter de verlichte ramen staat een schoolmeester die een leerling er flink van langs geeft.

‘Zo’, zegt Tim, ‘gelukkig mag dat nu niet meer.’

‘Hè’, zegt Leonora, ‘het zou maar wat goed voor je wezen om eens op je falie te krijgen.’

‘Hé, hé’, zegt oom Sander, ‘laat dat kind nu eens met rust. Hij doet niets verkeerd, hoor.’

Daar kan Leonora niets tegenin brengen.

De boom gaat verder met zijn verhaal en zegt dat hij ook heel erge dingen heeft gezien. Het Joodse monument wordt verlicht en de beuk vertelt over de oorlog. Over de Goudse Joden die gedeporteerd en omgekomen zijn. Dan draait het licht naar de Goudse Glazen en weer horen ze het prachtige orgelconcert. Als de tonen weggestorven zijn, vindt de boom het tijd om weer te gaan slapen.

‘Sjoh’, zucht oom Sander, ‘ik heb nooit geweten dat hier zoveel geschiedenis over zo’n klein stukje stad te vertellen was.’

Langzaam lopen ze het tuinpad weer af en gaan ze terug naar huis.

‘Eigenlijk is heel de binnenstad één groot verhaal’, zegt Liza. ‘Als ik door de binnenstad en langs de grachten fiets, vraag ik me weleens af wat er zich vroeger achter al die gevels heeft afgespeeld.’

‘Als je nuchter nadenkt, kun je dat wel weten’, zegt oom Sander, ‘de mensen zijn niet veranderd, alleen hun gewoontes.’

Liza kan alleen maar knikken. Oom Sander heeft gelijk, maar ze wil alles niet alleen maar nuchter bekijken; ze wil fantaseren over vroeger. Het was toen niet alles, maar nu is het dat zeker ook niet. In gedachten ziet ze Antonio voor zich. Ze is blij als ze weer binnen staan. Van dat kwartiertje in de kou staan is ze door en door koud geworden. Wat zou ze nog aan Antonio kunnen geven, zodat hij het niet zo koud heeft? Ze zal het aan hem vragen als ze hem tegenkomt. Hij weet het zelf het beste.

‘Zullen we verdergaan met kokkerellen, Leonoor? Het wordt anders veel te laat om vanavond nog iets leuks te gaan doen.’

Samen verdwijnen ze in de keuken.

‘Kan ik jullie ergens mee helpen?’ biedt oom Sander aan.

‘U mag de borden vast op de tafel zetten, hoor’, stelt Liza voor.

‘Zou u dat nu wel doen?’ komt Leonora met een bedenkelijk gezicht.

‘Ik help papa wel’, roept Tim.

‘O nee’, kreunt Leonora, ‘is er een winkel in de buurt waar je nieuwe borden kan kopen?’ Lachend gaan de meiden aan de slag.

‘Wanneer zien we Gerard weer?’ vraagt Leonora als niemand hen kan horen. Liza denkt na.

‘O’, zegt ze dan, ‘dat is niet zo moeilijk. Hij komt vanavond ook bij het kersttoneel in de kerk.’

‘Kersttoneel?’ Leonora kijkt verbaasd.

‘Ja, iedere avond tot de kerst worden er kersttoneelstukjes opgevoerd door verschillende scholen. Volgens mij helpt Gerard daar ook bij. Ik heb van de week nog geen tijd gehad om te gaan kijken, dus ik weet niet precies wat hij doet. Als we snel zijn, kunnen we nog met alle activiteiten meedoen, maar dan moeten we in de kerk bij de herders eten en niet hier thuis. We zien hem vanzelf. Of niet’, voegt ze er gekkebekkentrekkend aan toe.

‘Oom Sander’, roept Liza, ‘zullen we in de kerk bij de herders eten?’

‘Leuk!’ reageert hij meteen enthousiast.

‘Mamma en tante Liesbeth moeten maar kijken waar ze gaan eten. Alles is zo goed als klaar. Ik schrijf nog even een briefje voor hen.’

Liza legt het briefje op de keukentafel. Snel trekken ze alle vier hun jassen weer aan en gaan ze naar buiten. De borden blijven schoon op tafel staan.

(1) In 2008 was hier de openbare bibliotheek gevestigd. Een aantal jaren geleden verhuisde deze naar Klein Amerika.