Aronskelk en Lelie

Aronskelk besloot de stap te wagen. Hij zou Lelie uit vragen. Lelie en hij hadden zoveel gemeen. Ze zouden een goed stel vormen.

Hij trok zijn deftige, paarse jas aan en ging naar de heerlijk geurende tuin van Lelie.

Wil je een eindje met me wandelen?’, vroeg hij aan Lelie.

Dat wil ik wel’, knikte ze.

Ze pakte haar gele jas en samen gingen ze op weg. Aronskelk keek een beetje bezorgd naar de gele jas van Lelie. Hij was niet bedacht op zoveel vrolijkheid.

Zou je misschien niet beter ook een paarse jas aantrekken?’, vroeg hij voorzichtig aan Lelie.

Lelie aarzelde. ‘Ja, laat ik dat maar doen‘, zei ze en dacht bij zichzelf: Hij heeft vast iets ernstigs tegen me te vertellen, gezien de kleur van zijn jas.

Ze trok haar lichtpaarse jas aan, omdat ze toch ook vrolijkheid voelde op deze mooie dag.

Samen liepen ze over de paden en de andere bloemen groeten hen met ernst.

Een gevoel van verdriet kroop in Lelie omhoog en ze begon het bijna te betreuren dat ze met Aronskelk was gaan wandelen.

Aronskelk merkte dat Lelie niet veel zei. Zag hij daar nu tranen in haar ogen?

Meteen voelde hij ook een brok in zijn keel. Dit ging niet zoals hij gehoopt had.

Hij keek Lelie verdrietig aan. ‘Zullen we morgen nog een keer gaan wandelen? Zullen we dan onze vrolijke jassen aantrekken?’, vroeg hij.

Lelie keek blij op. ‘Ja, laten we dat doen.

Gauw gingen ze weer naar huis.

Tot morgen’, zeiden ze hoopvol tegen elkaar.

Laat wat van je horen...