Spinnensprookje

Er was eens een schoonmaakjuffrouw die vreselijk bang voor spinnen was. Ze werkte van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat om het kasteel van de baron en de barones glimmend schoon en spinnenvrij te houden. Altijd was ze druk in de weer met een stofdoek en de stofzuiger. De ramen lapte ze tot je jezelf erin kon spiegelen, wat de barones op prijs stelde. Die vond het heerlijk om in de ramen te kijken of haar nieuwe jurk goed zat, als ze door de lange gangen liep op weg naar haar theevisite, die beneden in de salon op haar wachtte. De baron zelf moest niet veel van de schoonmaakjuffrouw hebben. Ze mocht alleen in zijn kantoorkamer komen als hij niet thuis was. Hij had haar strikt verboden de papieren die op zijn bureau lagen aan te raken. O wee, als hij terugkwam van de jacht en hij zag, of meende dat hij zag, dat zijn papieren verschoven waren. De schoonmaakjuffrouw kreeg dan de wind van voren. Dat vond ze niet leuk en ze deed dus die dag nog beter haar best om de rest van het kasteel te boenen tot het glom. Op zulke dagen kropen de spinnen nog dieper weg in hun schuilhoeken. Ze kropen nog verder weg achter de plinten en klommen nog hoger naar het plafond waar de schoonmaakjuffrouw met haar stofzuiger niet bij kon komen. Toch waren er altijd spinnen die niet opletten of die in slaap vielen in hun webben. Die verdwenen met een snerpend geluid in de stofzuigerzak.

Zo verging het ook Langpoot de huisspin. Het was die nacht druk geweest in zijn web. Het was broeierig en de muggen waren op zoek gegaan naar mensenbloed. Om bij de slaapkamer van de baron en de barones te komen moesten de muggen door de lange gang, de brede trap op naar boven. Daar aan het einde van weer een gang, nog voorbij Peter’s slaapkamer, het zoontje van de baron en barones, moesten ze zijn. Peter’s kamerdeur stond altijd op een kiertje, maar de muggen wisten dat het geen zin had bij hem op bezoek te gaan. Hij sliep onder een muskietennet en daar konden ze geen gaatje in ontdekken waardoor ze naar binnen konden piepen. Zo kwam het dat er verschillende muggen tegen de draden van Langpoot ‘s web, dat hij vlakbij de slaapkamer van de baron en de barones geweven had, aanvlogen en vast bleven zitten. Langpoot kwam op de drafje aangerend als weer een mug zijn web deed trillen. Tegen de morgen, toen het licht begon te worden, zat zijn buikje helemaal vol. Hij voelde zich slaperig na een nacht hard werken. Hij dommelde weg en had niet in de gaten dat de schoonmaakjuffrouw de stofzuiger vlak onder zijn slaapplaats neergezet had. Hij zag ook niet dat ze de stofzuigerslang, met dat venijnige smalle mondstuk, richting zijn web stuurde. Haar hand, die het mondstuk vasthield, trilde, terwijl haar voet naar het aan-uitknopje op de stofzuiger zocht. Ineens vulde het gebrul van de stofzuigermotor de gang en deed Langpoot in zijn web beven van schrik. Nog voordat hij zich realiseerde wat er gebeurde werd hij met web en al de stofzuigerslang ingesleurd. Hij klapte met zijn hoofd een paar keer tegen de binnenwand van de slang en belandde toen in een dikke laag stof die zich over de loop van een paar dagen in de zak had opgestapeld. Hij kuchtte om het stof, dat in zijn longen terecht was gekomen, er weer uit te krijgen. Hij nieste een paar keer. Dat maakte zijn neus weer stofvrij. Hij sloeg zijn voorste paar poten voor zijn oren. Het lawaai van de stofzuigermotor was oorverdovend.  Ineens werd het stil. De schoonmaakjuffrouw had vast het aan-uitknopje weer met haar voet ingedrukt. Langpoot keek eens om zich heen. Het was stikdonker in de zak. Overal om zich heen voelde hij stof, stof en nog eens stof. Zijn rechterhanden voelden iets bewegen in het stof. Langpoot verstrakte. Iemand begon te niezen op de plek waar het stof had bewogen. Aan de andere kant begon er iemand te hoesten. Toen begon er een lichtje bij Langpoot te branden.

‘Wie is daar?, vroeg hij.

‘Wij natuurlijk’, kwam direct het antwoord.

Meteen herkende Langpoot de stemmen van Kruisspin en Trilspin. Langpoot herinnerde zich dat Kruisspin die week op bezoek was gegaan bij Trilspin. Kruisspin woonde in de kasteeltuin. Tijdens zijn bezoek, toen beiden in een druk gesprek verwikkeld waren, had de schoonmaakjuffrouw ook hen overvallen. Kruisspin kuchtte. Het klonk niet best.

‘Er moet een einde komen aan de rigoreuze schoonmaakpraktijken van de schoonmaakjuffrouw’, hoestte hij.  

Langpoot keek hem vragend aan maar toen hij begreep dat Kruisspin dat niet kon zien vroeg hij: ‘Wie denk je dat dat zou kunnen doen? Wij zitten in deze zak en kunnen niet veel uitrichten.’

‘Wacht maar tot de zak vol is en ze een nieuwe in de stofzuiger moet doen. Wij nemen onze kans waar zodra ze deze zak in de prullenbak gooit. Wij klimmen eruit en zullen haar een lesje leren’, voegde hij er grimmig aan toe.

‘We zijn maar met z’n drieen’, zuchtte Langpoot.

‘Dat had je gedacht’, gromde Trilspin, ‘er is hier een heel leger van spinnen. Ze zijn er niet best aan toe, maar zodra ze wat frisse lucht krijgen en een paar vliegjes hebben gegeten zijn ze zo weer boven Jan.’ Die dag kwamen ook Huiszebraspin en Lentevuurspin binnenvliegen.

‘Weet dat mens niet’, mopperde Lentevuurspin, ‘dat mijn familie tot de groep van  beschermde spinnen hoort?’

Niemand reageerde daarop. Lentevuurspin mocht dan wel een prachtig rood achterlijf en witte armbanden hebben, de andere spinnen voelden zich net zo belangrijk en uniek. Ondertussen vulde de zak zich met nog meer stof en was er steeds minder ruimte om te ademen. Net toen de spinnen dachten het niet lang meer vol te houden, ging de klep van de stofzuiger open en een straal zonlicht scheen in de zak naar binnen.

‘Hou je allemaal gedeist’, siste Kruispin, ‘ze mag ons niet horen.’

Niemand in de zak verroerde een vin totdat het ineens veel donkerder werd. De schoonmaakjuffrouw had een dekseltje op de stofzuigerzak gedaan.

‘Verdraaid nog aan toe’, zei Trilspin, ‘hoe kunnen we hier nu uit komen?’

Niemand wist het antwoord. Langpoot voelde dat de zak opgetild werd. Hij wist precies hoe dat voelde. Hij had wel eens een web in een lift gebouwd. Na een paar keer heen en weer geweest te zijn met de lift had hij genoeg gehad van dat lichte gevoel in zijn hoofd als de lift naar beneden ging. Hij had moeten rennen om de lift uit te komen nadat de deuren opengingen. Bijna zat een van zijn achterpoten tussen de deuren toen ze weer dichtgingen. Met een plof kwam de zak in de vuilnisbak terecht. Weer dwarrelde er een hoop stof op en de spinnen kregen een hoestbui. De stoflaag kwam tot bedaren en Huiszebraspin sprong naar boven naar het dekseltje. Hij duwde er tegen maar het zat te vast om door een spin open gemaakt te worden.

‘Laten we met z’n allen de schouders eronder zetten’, riep hij naar beneden waar de anderen in het stof zaten. De spinnen die nog energie over hadden kropen naar boven en op het ‘een, twee, drie’ van Huiszebraspin, gaven ze allemaal een forse duw tegen het deksel. Het gaf een beetje mee en er was een kleine opening te zien. Trilspin paste door de opening en hij klom naar buiten. Op weer een ‘een, twee, drie’ van Huiszebraspin duwden de spinnen aan de binnenkant en trok Trilspin uit alle macht aan het dekseltje vanaf de buitenkant. De opening werd groter en nog een paar spinnen gingen naar buiten om Trilspin met trekken te helpen. Nog een ‘een, twee, drie’ en het dekseltje vloog eraf. Een voor een werden de spinnen die niet zelf naar buiten konden komen geholpen en in de frisse lucht gebracht. Met elkaar vingen ze genoeg vliegjes om hun ergste honger te stillen. De spinnen die het meest verzwakt waren door het gebrek aan eten en frisse lucht, werden in een hoekje achter de vuilnisbak verstopt.  Zij konden niet deelnemen aan het plan dat Kruisspin bedacht had.

‘Vanavond’, zei hij, ‘gaan we de schoonmaakjuffrouw een lesje leren. We verzamelen bij haar slaapkamer vlak nadat ze naar bed is gegaan. Er is een kier onder haar deur waardoor we naar binnen kunnen. Maar voordat we naar binnengaan bespreken we op de gang ons plan. Ze mag ons niet horen.’ De tijd die de spinnen nog restte voordat het donker werd besteedden ze om alle overgebleven spinnen in het kasteel op te roepen tot actie. In alle hoeken en gaten die er te vinden waren in de gang achter de keuken, waar de slaapkamer van de schoonmaakjuffrouw en de slaapkamer van de butler waren, verscholen zich de tientallen spinnen die op waren komen draven om te helpen de schoonmaakjuffrouw op haar nummer te zetten. Het duurde niet lang of de spinnen konden aan het geronk dat uit de slaapkamer van de schoonmaakjuffrouw kwam horen dat ze vast in slaap was. Ze kropen met hele rijen tegelijk onder de deur door en klommen tegen de poten van het bed op. Toen gingen ze aan het werk. Ze weefden draden vanaf de randen van het matras over de lakens en de dekens en weer terug naar de poten van het bed. Ze maakten de draden vast aan de haren van de schoonmaakjuffrouw en aan haar kussensloop. Ze weefden haar neus vast aan haar vingertoppen die boven het dek uitstaken.  Ze werd niet wakker. Ze was zo moe van het gepoets en geboen dat ze die dag had gedaan dat ze in een ruk doorsliep totdat een zonnestraal voorzichtig door een kier in de gordijnen piepte en over haar gezicht streek. Ze knipperde met haar ogen wat niet gemakkelijk was want haar wimpers waren verbonden met haar kin. Het lukte haar om door een kiertje tussen haar oogleden door te gluren en wat ze toen zag zorgde ervoor dat ze in paniek raakte. Overal waar ze keek zag ze draden glinsteren. Ze kon zich ternauwernood bewegen en hoe ze ook wurmde en draaide, ze kwam niet los maar maakte alleen dat ze erger verstrikt raakte in de kleverige massa. Ze begreep dat ze zichzelf niet kon redden en daarom begon ze te gillen. Een paar seconden later vloog de deur van haar slaapkamer open en kwam de butler in zijn pyjama naar binnen rennen. Verbijsterd bleef hij op een afstandje naar haar staan kijken.

‘Wat sta je daar nu te apegapen’, riep de schoonmaakjuffrouw naar hem, ‘man doe wat en haal die kleverige rommel van me af’.

Voorzichtig en met een vies gezicht deed de butler een stap naar voren en pakte een bosje weefdraden tussen zijn wijsvinger en duim. Hij trok en probeerde met zijn andere hand de draden van zijn ene hand los te maken. Hij had nu allebei zijn handen vastgeplakt. Het duurde niet lang of ook hij zat van top tot teen onder de witte kleefrommel. Er zat niets anders op dan nog iemand te roepen. De butler had gelukkig een zware stem die door alle gangen weerklonk. Hij riep luid om hulp en met verschrikte gezichten kwamen de baron en de barones aangerend, beide met een kamerjas over hun pyjamas en op zachte slippers. Ze bleven stokstijf in de deuropening staan en wisten niet wat ze moesten doen aan zoveel viezigheid. Peter was inmiddels ook wakker geworden en keek tussen de benen van zijn vader door naar het tafereel van de schoonmaakjuffrouw en de butler, die gevangen zaten. Hij schoot in de lach en liet zich van pret op z’n knietjes zakken. Daardoor zag hij de spinnen die op een kluitje onder het bed zaten.

‘Haha’, lachtte hij, ‘eigen schuld, dikke bult.’

‘Wat, kwajongen, hoe durf je dat te zeggen?, zei z’n moeder en ze gaf hem een draai om zijn oren die hij handig wist te ontwijken.

‘Ze zuigt altijd alle spinnen op met de stofzuiger’, zei Peter, ‘en nu hebben ze wraak genomen. Net goed.’

De tik van z’n vader kwam gemeen aan op z’n achterwerk.

‘Wat denk je er aan te gaan doen, betweter?’, gromde zijn vader.

Peter dacht even na en zei: ‘De spinnen moeten de draden weer opeten en de schoonmaakjuffrouw mag ze niet meer opzuigen.’

‘Hum’, zei de baron goedkeurend, ‘ik denk dat je daar een goed punt hebt. Vertel jij maar tegen de spinnen dat ze hun draden weer op moeten eten en juffrouw u hebt zeker wel begrepen dat er vanaf nu geen spinnen meer opgezogen worden?’

‘Ja, baron, ik bedoel, nee, baron’, hakkelde de schoonmaakjuffrouw.

Peter was inmiddels op zijn buik voor het bed gaan liggen en vertelde de spinnen dat ze de draden weer op moesten ruimen en dat de schoonmaakjuffrouw hen nooit meer op zou zuigen. De spinnen klommen weer tegen de poten van het bed op, over de schoonmaakjuffrouw heen die gilde van angst. Ook de butler griezelde toen de spinnen tegen zijn pyjamabroek omhoog klauterden. Het duurde nog tot lunchtijd totdat alle draden weer in de magen van de spinnen waren verdwenen. Trillend stond uiteindelijk de schoonmaakjuffrouw op van het bed en ging een bad nemen. Die dag heeft ze de stofzuiger niet aangeraakt en de daaropvolgende dagen stofzuigde ze alleen de vloerbedekking en het parket, heel voorzichtig maar met een grimmig gezicht. Ze had haar lesje geleerd en de spinnen leefden nog lang en gelukkig in het kasteel.

Laat wat van je horen...